A,b en c naast elkaar
Op een zachte ondergrond (a) veranderen bewegende cellen snel van richting, waardoor ze minder kans hebben ver van hun startpunt verwijderd te raken en zich ophouden in een relatief klein gebied rondom hun startpunt. Op een stevige ondergrond (b) bewegen cellen langer in één richting, waardoor ze verder van hun startpunt komen en over een groter oppervlak bewegen. Wanneer de omgeving een stijfheidsgradiënt vertoont (c), 'wandelen' de cellen vanzelf naar het gebied met steviger ondergrond. Het lokale gedrag in (a) en (b) heeft direct het globale gedrag in (c) als gevolg.
Bron: Elizaveta Novikova